zaterdag 30 januari 2010

K. van het Reve | Literatuurwetenschap

K. van het Reve - Literatuurwetenschap: het raadsel der onleesbaarheid. Baarn, Het Wereldvenster, 1979 (2), 27 pagina's.


Wederom een hartverwarmende toespraak van Nederlands knorrigste wetenschapper. Dit keer over de wetenschap waar hij zich zijn leven lang mee bezig heeft gehouden: de literatuurwetenschap. Lees je deze rede, dan begrijp je waarom er in de 'gevestigde wetenschappelijke wereld' zo veel weerstand bestond tegen Reves denkbeelden. Hij schopt zijn collega's voor de schenen, maar doet dat op een bijzonder leesbare wijze. Ook voor mensen die niet dagelijks met literatuurwetenschap bezig zijn.

Karel van het Reve | Met twee potten pindakaas naar Moskou
K. van het Reve | Waarom Russisch leren?

Karel van het Reve op Wikipedia
Karel van het Reve

flickr

vrijdag 29 januari 2010

Paulien Cornelisse | Taal is zeg maar echt mijn ding

Paulien Cornelisse - Taal is zeg maar echt mijn ding. Amsterdam, Contact, 2009 (1), 231 pagina's.

Waarom mensen die zeggen 'als ik even heel eerlijk ben' eng zijn. Waarom 'focking' niet hetzelfde is als 'fucking' en 'seks' niet hetzelfde als 'sex'. Waarom 'oké' het nieuwe 'ja' is en 'ieuw' het nieuwe 'urlg'.
TAAL IS ZEG MAAR ECHT MIJN DING gaat over taal. Niet over hoe mensen met elkaar zouden moeten praten, maar over hoe ze dat per ongeluk doen.


Weer liet ik mij verleiden tot het lezen van een bestseller. Ook tegenover dit boek sta ik nu ik het uit heb met gemengde gevoelens. Aan de ene kant is het leuk om op lichtvoetige, vaak humoristische toon over het Nederlands te lezen. Cornelisse heeft zeker een scherp oog voor hoe wij Nederlanders met onze taal omgaan. Ze signaleert allerlei ontwikkelingen, zoals kleine meisjes die vol afschuw ieuw! roepen of mensen die alleen in verkleinwoordjes spreken.

Tegelijkertijd raakte ik gaandeweg steeds meer teleurgesteld, omdat de stukjes toch wat minder diepgang hadden dan ik verwachtte. Blijkbaar had zich in mijn hoofd het idee gevormd dat er ook wat taalkundige uitleg aan de observaties zou worden meegegeven. Dat ligt natuurlijk aan mijzelf, maar toch.

Paulien Cornelisse

flickr

maandag 25 januari 2010

Herman Koch | Het diner

Herman Koch - Het diner. Amsterdam, Anthos, januari 2009 (4), 301 pagina's. Januari 2009 (1).

Twee echtparen gaan een avond uit eten in een restaurant. Ze praten over alledaagse dingen, dingen waar mensen tijdens etentjes over praten: werk, de laatste films, vakantieplannen. Maar ondertussen vermijden ze waar ze het eigenlijk over moeten hebben: hun kinderen.

De twee vijftienjarige zoons van beide echtparen, Michel en Rick, hebben samen iets uitgehaald wat hun toekomst kan verwoesten. Tot dusver zijn alleen vage beelden van de twee in Opsporing verzocht vertoond en zit het onderzoek naar hun identiteit vast. Maar hoe lang nog? Wat de situatie nog ingewikkelder maakt is dat de vader van Rick de beoogde nieuwe minister-president van Nederland is.

Het diner is de weergaloze roman die de vraag opwerpt in hoeverre je als ouder verantwoordelijk bent voor de daden van je eigen kind. In soepel proza schotelt Koch de lezer een bloedstollend verhaal voor dat zich binnen de tijdsspanne van een avond voltrekt. Een roman met de tragiek van de film Festen – waarin de hoofdpersonen onherroepelijk op het noodlot afstevenen.


Het diner leest als een trein: ik heb het in twee computerloze avonden uitgelezen. Dat komt door twee zaken, door de goed geschreven dialogen en de spanningsboog van het boek. Je wilt doorlezen, omdat je wilt weten hoe dit bizarre verhaal afloopt.

Deze roman werpt tevens vragen op, zonder een zwaar filosofische toon aan te slaan. Hoe ver moet je als ouder, familielid of vriend gaan om een ernstige misstap van een dierbare te vergoelijken. Mag je deze persoon helpen uit handen van de politie te blijven of moet je ervoor zorgen dat een rechtbank over de misstap kan oordelen?

Die vragen worden opgeworpen, maar het antwoord dat Koch zijn personages hierop laat geven is direct ook wat me tegenstaat in dit boek. Ik kan me daar helemaal niet in vinden. Ook vind ik het jammer dat de ik-persoon het gedrag van zijn zoon in het derde en vierde deel van het boek een medisch-wetenschappelijke verklaring probeert te geven. Deze twee zaken maken, dat ik de roman uiteindelijk toch zwakker vind dan ik op basis van de eerste twee delen zou hebben verwacht.

Herman Koch op Wikipedia

flickr

zondag 24 januari 2010

Peter Carey | His Illegal Self

Peter Carey - His Illegal Self. London, Faber & Faber, 2008, 272 pagina's. 2008 (1).

Seven-year-old Che was abandoned by his radical Harvard student parents during the upheaval of the 1960s, and since then has been raised in isolated privilege by his New York grandmother. He yearns to see or hear news of his famous outlaw parents, but his grandmother refuses to tell him anything and forbids him to watch television.

When a woman named Dial comes to collect Che, it seems his wish has come true: his mother has come back for him. But soon Che and Dial have become outlaws as well, and Che is thrown into a world where nothing is what it seems.


Na Nick Caves The Death of Bunny Munro volgt een tweede roman van een Australische schrijver, die niet langer in eigen land woont. Wellicht toeval, maar ook Carey heeft een roman geschreven die leest alsof je naar een road movie kijkt, waarin het verhaal vanuit het perspectief van een volwassene en een kind wordt beschreven.

Maar, daarmee houden de overeenkomsten ook wel zo ongeveer op. Hier is de volwassene een vrouw, Dial, die door het kind, Che, wordt aangezien voor de moeder die hij zich niet herinnert. Dial is in werkelijkheid een vroegere nanny, die de opdracht heeft het kind te begeleiden naar zijn echte moeder. Che krijgt haar niet te zien, omdat zijn moeder het belang van de revolutie boven dat van haar kind stelt. Dial en Che komen uiteindelijk in Australië terecht in een hippie-gemeenschap, waar mensen wonen die niet gevonden willen worden door de autoriteiten.

Ik vond het wisselende perspectief (Dial, Che, de grootmoeder, bewoners van de hippie-gemeenschap) verfrissend. Je krijgt zo steeds een iets andere kijk op de gebeurtenissen gepresenteerd. Carey beschrijft Ches verlangen naar kennis over zijn ouders en een kennismaking met die ouders op een ontroerende wijze. Het boek beklemde me, en toch kon ik het niet wegleggen. Het slot deed me, om in de sfeer van de road movies te blijven, denken aan de laatste scene uit Thelma and Louise. Of Careys roman net zo afloopt als die film, moet je zelf maar lezen!

Peter Carey (Engels)

flickr

woensdag 20 januari 2010

Nick Cave | The Death of Bunny Munro

Nick Cave - The Death of Bunny Munro. Edinburgh, Cannongate, 2009, 278 pagina's.

Bunny Munro sells beauty products and the dream of hope to lonely housewives along the south coast of England. Set adrift by his wife's sudden death and struggling to keep a grip on reality, he does the only thing he can think of - with his young son in tow, he hits the road.

While Bunny plies his trade and his sexual charisma door-to-door, nine-year-old Bunny Junior sits patiently in the car, exploring the world through the pages of his encyclopaedia.

As their bizarre and increasingly frenzied road trip shears into a final reckoning, Bunny finds that the ghosts of his world - decrepit fathers, vengeful lovers, jealous husbands and horned psycho-killers - have emerged from the shadows and are seeking to exact their toll.

A tender portrait of the relationship between father and son, The Death of Bunny Munro is a stylish, angry and hugely enjoyable read, bursting with the wit and mystery that fans will recognise as hallmarks of Cave's singular vision.


Lang geleden probeerde ik Cave’s eerste roman And The Ass Saw The Angel te lezen. Ik heb het boek na een derde te hebben gelezen weggelegd, omdat ik er helemaal niets van begreep. Wellicht was ik te jong, wellicht was mijn Engels niet goed genoeg, misschien ontbrak het me aan Bijbelkennis. Die ervaring heeft me erg doen twijfelen of ik deze tweede roman überhaupt zou kopen, maar wat ben ik na het lezen van The Death of Bunny Munro blij dat ik het wél gewaagd heb.

Zeker, Bunny Munro is een hele nare man. Zijn constante zoektocht naar seks, zijn houding tegenover vrouwen in het algemeen en zijn vrouw in het bijzonder, de desinteresse voor zijn zoon en naamgenoot zorgen ervoor dat hij zonder twijfel onsympathiek is. Toch weet Cave het verhaal zo te vertellen, dat je aan het eind van de roman sympathie voelt voor deze hulpeloze, zoekende man.

Die sympathie komt niet alleen voort uit het verrassende einde, waarin Munro een loutering ondergaat. Het is vooral Caves schrijfstijl en zijn scherpe observaties van het leven 'onderweg' die deze roman zo bijzonder maken. Hier vond ik wel aansluiting met het Engels dat Cave gebruikt, waardoor ik oog kon hebben voor zijn schrijfstijl.

De roman leest bijna als poëzie in proza-vorm, waardoor ik onder het lezen steeds aan Caves muziek moest denken. Als je deze roman naast de teksten die Cave voor zijn muziek heeft geschreven bekijkt, sluiten het personage Bunny Munro en het thema – het tegen beter weten in doorreizen en uiteindelijk gelouterd worden – perfect aan bij dat oeuvre van meer dan dertig jaar. Dat betekent echter niet dat je de muziek van Cave moet kennen om deze roman te kunnen waarderen. Kun je wel tegen een stootje, dan raad ik dit boek zeker aan!

Nick Cave op Wikipedia

flickr

woensdag 13 januari 2010

Petros Markaris | Bloedrechters

Petros Markaris - Bloedrechters. Utrecht, A.W. Bruna Uitgevers B.V., 2009, 328 pagina's. Oorspronkelijke Nieuw-Griekse titel: Βασικός Μέτοχος, vertaald door Noortje Pelgrim (2006).

Als het commissaris Kostas Charitos van de Atheense politie al eens meezit, dan is het slechte nieuws nooit ver weg. Nauwelijks heeft hij kunnen genieten van de wetenschappelijke promotie van zijn dochter Katerina, of zij wordt het slachtoffer van een terreurdaad. Onbekenden kapen een veerboot voor de kust van Kreta en gijzelen driehonderd opvarenden. Charitos haast zich naar Kreta om de reddingsoperatie van de gijzelaars van dichtbij te volgen. Maar terwijl Griekenland ademloos afwacht hoe het afloopt, wordt Charitos teruggeroepen naar Athene: hij moet een gemaskerde man zien te stoppen die 's nachts als een engel des doods door de straten van de hoofdstad dwaalt en reclameacteurs vermoordt.

Petros Makaris groeide op in Turkije als de zoon van een Griekse moeder en een Armeense vader. Behalve politieromans schrijft hij ook opiniestukken en scenario's voor film en televisie. Hij woont in Athene.


Na Het late journaal is dit mijn tweede kennismaking met commissaris Kostas Charitos. In deze detective (of 'literaire thriller', zoals de uitgever stelt) worden twee verhaallijnen gecombineerd: een persoonlijk drama in de vorm van het kapen van een veerboot met daarop Charitos’ dochter en schoonzoon als opvarenden en een beroepsmatige verhaallijn in de vorm van een een schijnbaar ongrijpbare motorrijder die koelbloedig mensen executeert.

De verhaallijnen worden letterlijk gecombineerd, want al lezende blijkt het een met het ander verband te houden. Hoe dat zit, moet je zelf maar lezen. Want deze detective is de moeite van het lezen zeer zeker waard. Niet alleen om de manier waarop het plot wordt ontrafeld – ik had moeite om het boek weg te leggen –, maar ook door de smakelijke beschrijvingen van de verhoudingen binnen het gezin Charitos en de Atheense politie.

De karakterontwikkeling die Charitos in de eerste roman Het late journaal waarin hij voorkomt is begonnen, blijkt in deze vierde roman niet eenmalig te zijn geweest. Charitos wordt weer geconfronteerd met zijn persoonlijke verleden als beginnend politieagent onder het kolonelsregime, sterker nog: hij realiseert zich in hoeverre de vraag wat hij onder dit regime heeft gedaan en wat dat voor haar beeld van hem als politieman en vader betekent zijn dochter bezighoudt. Ook speelt de invloed van de dienstbaarheid van de Griekse politie aan verschillende regimes een grote rol in deze roman. Daarnaast worden andere maatschappelijk relevante zaken behandeld, waarover ik niet kan uitweiden, omdat ik anders de ontknoping van het plot verraad.

Dit alles wekt misschien de indruk dat die maatschappijkritiek overheerst, maar dat is niet het geval. Het is er en het speelt een rol, maar het maakt slechts onderdeel van het verhaal uit. Het is een zeer leesbare detective, zonder opgeheven vinger – zoals dat bij Henning Mankell wel eens eens het geval wil zijn.

Petros Markaris | Het kamermeisje
Petros Markaris | Nachtvlinder
Petros Markaris | De zelfmoord van Che
Petros Markaris | Het late journaal

Petros Markaris op Wikipedia

flickr

zondag 10 januari 2010

Adriaan Jaeggi | Held van beroep

Adriaan Jaeggi - Held van beroep. Amsterdam, Bert Bakker, 2000 (3), 222 pagina's. 1999 (1).

Van een sterfgeval in de familie kijken de Fittipaldi's niet meer op. Met tegenzin maar trouw bezoeken zij wekelijks de familiebegrafenissen, waar de nabestaanden heen reizen met de honden en de koffers achter in de auto - zodat ze meteen doorkunnen naar het weekendhuis.
In een steeds verder afbrokkelende familie probeert Samson Fittipaldi, hartstochtelijk Monopolyspeler, bescheiden zwemkampioen, het hoofd boven water te houden. Met verslavende bezoeken aan het zwembad schudt hij de dreiging van zijn drie oudere zussen van zich af en soms vergeet hij zelfs even het lot van zijn familie: een stam met een alarmerend hoog sterftecijfer.


Totdat in 2008 Jaeggi overleed, kende ik hem alleen als Volkskok in de Volkskrant. Ik heb me toen voorgenomen dat ik ooit eens een roman van hem moest lezen. Toen de zanger van de Amsterdam band a balladeer over één van hun volgens mij mooiste nummers, Swim with Sam tijdens een concert in november 2009 zei dat het geschreven was na het lezen van Jaeggi’s roman Held van beroep was ook duidelijk welke roman het moest worden.

Het vreemde is dat ik a balladeers Swim with Sam altijd als een heel vrolijk nummer heb ervaren, terwijl de inhoud van Jaeggi’s roman soms grappig, maar toch vooral ook heel tragisch is. We zien een gezin dat op springen staat, omdat de moeder ernstig ziek is en overlijdt. Het jongste kind, Sam, kan daar net zo min als de oudere kinderen en de vader mee om gaan. Sam vlucht, eerst alleen in nachtelijke zwempartijen in zwembaden in andermans tuin, later letterlijk door meerdere keren van huis weg te lopen.

Jaeggi beschrijft dat vluchten zo, dat je met Sam meevoelt. Het is een heel aandoenlijke roman over de pijn van opgroeien en leren omgaan met volwassen problemen als de dood, die ineens wél heel dichtbij komt omdat het niet langer over onbekende, verre familieleden gaat. De beschrijving van de tocht die voorafgaat aan de 'begrafenis' van Sams moeder (ze krijgt een zeemansgraf) is hartverscheurend. Het is nog eens extra wrang om deze roman te lezen nu Jaeggi zelf op 45-jarige leeftijd aan kanker is overleden.

Adriaan Jaeggi

flickr

zondag 3 januari 2010

Marc Reugebrink | Het grote uitstel

Marc Reugebrink - Het grote uitstel. Amsterdam/Antwerpen, Meulenhoff/Manteau, april 2008 (4), 312 pagina's. Oktober 2007 (1).

Het Grote Uitstel: voor al wie last van heimwee heeft.

Daniël Winfriend Rega is in- en ingelukkig. Ook in de provincie woedt de Koude Oorlog volop. Jonge mannen nemen een abonnement op de permanente revolutie, geven zich over aan een niet-aflatend cafébezoek en trachten de wereld te veranderen in de armen van een meisje. Rega nestelt zich in het status-quo en kiest, te midden van steeds duurdere woorden en grotere veranderingen, voor een wereldschokkende overzichtelijkheid. Tot het leven hem links en rechts inhaalt. Zelden zijn de jaren zeventig en tachtig zo onvermijdelijk beschreven.

Marc Reugebrink heeft een overrompelende bildungsroman geschreven over jeugdige overmoed en tot excuses omgebogen grote principes.


Met deze roman heb ik het heel moeilijk gehad. Bijvoorbeeld omdat er een verteller is, die vanuit ik-perspectief het verhaal voortdurend onderbreekt. Reugebrink heeft ervoor gekozen om deze verteller niet alwetend te laten zijn. Hij verwoordt het zoekende karakter van het leven van hoofdpersoon Rega door in zijn opmerkingen voortdurend aan alles te twijfelen, te zoeken naar de juiste gedachten en formuleringen. Dat ging mij al heel snel heel erg tegenstaan.

Waarom heb ik het boek dan toch uitgelezen? Omdat het eerste en tweede gedeelte spelen op plaatsen die ik goed ken. De plaats D. uit het eerste deel ligt vlakbij de plaats waar ik ben opgegroeid en Rega’s middelbare school was mijn middelbare school, zij het niet in dezelfde tijd. In deel twee studeert Rega in Groningen, de plaats waar ik - veel later dan Rega - ook studeerde en waar ik nog steeds woon.

Dat maakte dat ik nieuwsgierig was naar hoe Reugebrink die twee plaatsen beschrijft, maar zorgde ook weer voor irritatie. De schrijver kiest er soms voor zaken waarheidsgetrouw en voluit bij de werkelijke naam te noemen, maar hij kiest er ook voor om feiten te verhullen. Waarom het ene wel herkenbaar houden ('het pand van Jenna' is natuurlijk 'het pand van Janna'), en het andere weer versluieren (een flat voor studentes met de bijnaam 'hunkerbunker' in de Spireastraat in Groningen)? Waarom D. schrijven, in plaats van Diepenheim, maar wel voluit spreken over Markelo en Goor?

Soms ergerde ik me ook aan de vergelijkingen die Reugebrink gebruikt. Op bladzijde 116 staat bijvoorbeeld:

Nat, doornat was hij al, maar nu lag hij languit op zijn buik in de modder, met een snijdende pijn in zijn rechterdij, een bloedende hand, pijnlijke knieën en enkels – alsof hij door iemand onderhanden genomen was die hem bont en blauw had geslagen, alsof hij uren had doorgebracht in de folterkamers van Videla of Pinochet.

Dat alles om te beschrijven hoe Rega zich voelt als hij over prikkeldraad een greppel in tuimelt. De verwijzing naar militaire junta’s past natuurlijk in het tijdsbeeld, maar maakt op mij een erg overtrokken indruk.

Toch waren er ook wat lichtpuntjes. Ik zie wel in dat deze roman een goede poging is om een tijdsbeeld te schetsen van de jaren 1970 en 1980. Vooral de politieke discussies in het eerste deel en de beschrijvingen van de colleges op de lerarenopleiding in Groningen vond ik interessant.

Dat Reugebrink regelmatig verwijst naar muziek, is voor mij, als lezer die ook van muziek houdt een heel fijne bijkomstigheid. En het lukt Reugebrink een beeld te schetsen van een wat onzekere plattelandsjongen, die zich staande probeert te houden op plaatsen waar hij graag bij wil zijn, in kringen waar hij eigenlijk niet in past.
Het is alleen jammer dat je je daarbij door al die eindeloze beschrijvingen van plattelands- en studentensex moet worstelen, om vervolgens in het derde deel nog getrakteerd te worden op de val van de Berlijnse muur in 1989, waarmee er voorgoed een eind komt aan de linksige ideeën van Rega.

Reugebrink ontving voor deze roman De Gouden Uil Literatuurprijs 2008. Als ik objectief naar deze roman probeer te kijken kan ik me voorstellen waarom de jury de prijs heeft toegekend, maar als ik in de jury van deze prijs had gezeten, had ik vermoedelijk niet voor deze roman gestemd.

Marc Reugebrink

flickr