Chimamanda Ngozi Adichie - Half of a Yellow Sun. New York, Alfred A. Knopf, 2006, 448 pagina's.
A masterly, haunting new novel from a writer heralded by The Washington Post Book World as "the 21st-century daughter of Chinua Achebe," Half of a Yellow Sun recreates a seminal moment in modern African history: Biafra's impassioned struggle to establish an independent republic in Nigeria, and the chilling violence that followed.
With astonishing empathy and the effortless grace of a natural storyteller, Chimamanda Ngozi Adichie weaves together the lives of three characters swept up in the turbulence of the decade. Thirteen-year-old Ugwu is employed as a houseboy for a university professor full of revolutionary zeal. Olanna is the professor's beautiful mistress, who has abandoned her life of privilege in Lagos for a dusty university town and the charisma of her new lover. And Richard is a shy young Englishman in thrall to Olanna's twin sister, an enigmatic figure who refuses to belong to anyone. As Nigerian troops advance and they must run for their lives, their ideals are severely tested, as are their loyalties to one another.
Epic, ambitious, and triumphantly realized, Half of a Yellow Sun is a remarkable novel about moral responsibility, about the end of colonialism, about ethnic allegiances, about class and race—and the ways in which love can complicate them all. Adichie brilliantly evokes the promise and the devastating disappointments that marked this time and place, bringing us one of the most powerful, dramatic, and intensely emotional pictures of modern Africa that we have ever had.
Half of a Yellow Sun is de tweede roman die ik van Adichie las. Deze roman speelt in de jaren 1960, gedeeltelijk in de periode direct Nigeria's onafhankelijkheid en gedeeltelijk aan het einde van de jaren 1960, ten tijde van de Republiek Biafra. Van die republiek wist ik niet zo heel veel, behalve dan de verhalen van mijn ouders over hoeveel indruk de beelden van en de verhalen over de enorme hongersnood daar destijds op hen heeft gemaakt. In die zin was deze roman voor mij een geschiedenisles. Maar, was het ook een goed boek, dat aangenaam was om te lezen?
Het antwoord op deze vragen is volmondig ja. In deze roman wordt de geschiedenis van Nigeria, het uitroepen van de onafhankelijkheid van Biafra en de oorlog die daarop volgde opgehangen aan het lot van drie personages: een ongeletterde jongen uit een dorpje, Ugwu, die als houseboy terechtkomt bij een professor aan een universiteit. De geliefde van deze professor, Olanna, keert na haar studie terug uit Londen, om in diezelfde universiteitsplaats les te gaan geven, in plaats van in Londen carrière te maken. Dan is er nog een Britse journalist, Richard, die de gebeurtenissen vanuit een Europees standpunt bekijkt, terwijl dat Europese referentiekader hem tegelijkertijd dwarszit.
De gebeurtenissen worden niet chronologisch gepresenteerd. In het eerste deel wordt de opmaat naar de onafhankelijkheidsverklaring van Biafra beschreven, daarna keren we terug naar de jaren direct na de onafhankelijkheid van Nigeria om uiteindelijk midden in de oorlog tussen Nigeria en Biafra terecht te komen. Dat houdt je als lezer alert, zeker omdat er een geheim blijkt te zijn, dat pas in de loop van het derde gedeelte duidelijk wordt.
Het perspectief wisselt aan het begin van ieder hoofdstuk naar een ander personage. Daardoor wordt het contrast tussen Ugwu, de houseboy, Olanna en Richard schrijnend duidelijk. Ugwu gelooft nog in de kracht van slechte geesten, Olanna benadert dit vanuit een rationele overtuiging als iets onzinnigs en gelooft meer in de Revolutie en Richard probeert Biafraanser dan de Biafranen zelf te worden.
Adichie gebruikt in deze roman net als in Purple Hibiscus veel woorden uit het Igbo. Toch staat dat het begrip van de tekst niet in de weg. Adichie schrijft vlot en bijzonder leesbaar en vertelt het verhaal spannend en meesterlijk indrukwekkend.
Ik had erg veel moeite om deze roman weg te leggen. Het liefst had ik in één nacht doorgelezen om erachter te komen hoe het zou aflopen. Ook toen ik het uit had, bleef het nog dagen door mijn hoofd spoken. Tijdens geschiedenislessen op de middelbare school had ik wel iets geleerd over de geschiedenis van Nigeria, maar als je die geschiedenis zo in een bijzondere roman gegoten gepresenteerd krijgt, is het toch iets anders. Lees deze roman en je zult niet teleurgesteld worden!
Chimamanda Ngozi Adichie | Purple Hibiscus
Chimamanda Ngozi Adichie op Wikipedia (Engels)
flickr
maandag 29 november 2010
maandag 22 november 2010
Chaim Potok | De familie Slepak
Chaim Potok - De familie Slepak Kroniek van een Russisch dissidentengezin. 's-Gravenhage, Uitgeverij BZZTôH, 1996, 352 pagina's.
Oorspronkelijke Engelse titel: The Gates of November, vertaald door Pieter Cramer. 1996 (Verenigde Staten, 1).
De auteur van wereldberoemde boeken als Uitverkoren, Mijn naam is Asjer Lev en Omzwervingen vertelt het waargebeurde verhaal van een dissident gezin in de voormalige Sovjet-Unie.
Tijdens de eeuwwisseling neemt de dertienjarige Solomon Slepak het besluit om zijn geboorteplaats in Wit-Rusland te ontvluchten. Dat heeft een aantal ingrijpende gevolgen voor zijn leven en maakt hem uiteindelijk tot een toegewijd Bolsjewiek. Solomon Slepak wordt ten slotte een legendarische voorvechter van de Oktoberrevolutie in 1917.
In de jaren daarna is Solomon Slepak getuige van de groeiende macht van Stalin. Hoewel het bekend is dat Solomon een joodse oorsprong heeft, blijft hij op mysterieuze wijze gespaard voor de moorddadige zuiveringen in de jaren dertig en veertig. Ondertussen ziet hij met grote trots zijn enige zoon, Volodya, opklimmen naar een belangrijke positie in een elite-laboratorium waar gewerkt wordt aan het luchtafweersysteem van de Sovjet-Unie.
Solomons wereld stort echter ineen als Volodya en diens vrouw plotseling kiezen voor een dissidente politieke opvatting - een keuze waardoor ze zelfs hun eigen leven dreigen te ruïneren.
In De familie Slepak onderzoekt Chaim Potok hoe de omstandigheden loyale burgers kunnen dwingen zich te verzetten tegen hun eigen politieke systeem. Zijn relaas werpt een scherp licht op de wijze waarop de voormalige Sovjet-Unie veranderde van een land vol hoop in een horror-scenario. Potok vertelt over het dagelijkse leven in Moskou rond de tweede wereldoorlog en in het post-Stalinistische tijdperk. Hij laat zien hoe wrang de oorlog was die de Sovjetregering voerde tegen andersdenkenden. Maar vooral stelt De familie Slepak de vraag welke les er uit de mensonterende Sovjetgeschiedenis getrokken kan worden, willen we de normen en waarden van een geciviliseerde Westerse samenleving in stand houden.
Tot nu toe kende ik Potok alleen als schrijver van fictie. Vriendin T., fervent lezer van Potok, raadde mij – vanwege mijn interesse in Rusland – dit non-fictie werk aan. Om er zeker van te zijn dat ik het zou lezen, gaf ze mij haar oude exemplaar, toen ze zelf een mooiere uitgave op de kop had getikt. Bedankt T.!
De familie Slepak beschrijft het lot van de Joodse familie Slepak in de Sovjet-Unie. Solomon Slepak, de vader van het gezin, is een overtuigd communist, die vanuit de Verenigde Staten terugkeert naar Rusland als de revolutie daar heeft plaatsgevonden in 1917, om vervolgens actief deel te nemen aan de Burgeroorlog na de revolutie, aan de zijde van het Rode Leger. Na de Burgeroorlog wacht hem een glansrijke carrière op belangrijke posten in de jonge Sovjet-Unie. Wonderbaarlijk genoeg ontsnapt hij de dans tijdens de Grote Zuivering in de dertiger jaren.
Solomons zoon Volodya werkt zich in de Sovjetmaatschappij, ondanks zijn Joodse achtergrond, op tot een belangrijke post in de militaire industrie. Dat neemt niet weg dat hij steeds meer gaat twijfelen aan de idealen die binnen de Sovjet-Unie gepropageerd worden. Dat leidt ertoe dat hij geleidelijk aan steeds meer betrokken raakt bij dissidente groeperingen, totdat Volodya en zijn gezin tegen de zin van Solomon toestemming vragen om te mogen emigreren naar Israël. Dit verzoek wordt afgewezen, zonder dat wordt uitgelegd waarom. Wat volgt is constante aandacht en pesterijen van de kant van de KGB, tot aan verbanning naar het uiterste oosten van Siberië aan toe.
Potok beschrijft hier personen die hij persoonlijk kent. Hij heeft ze al bezocht toen zij nog in de Sovjet-Unie woonden en ook nadat ze dat land eindelijk mochten verlaten. Potok verweeft de herinneringen van de familie Slepak met zijn eigen herinneringen en plaatst die tegen een achtergrond van de geschiedenis van de Joden in het tsaristische Rusland en de Sovjet-Unie.
Het resultaat is een bijzondere mix van persoonlijke geschiedenis en wereldgeschiedenis. Heel interessant en indrukwekkend om te lezen, omdat Potok toch ook zaken bespreekt waarvan ik mij niet bewust was, die me aan het denken zetten over de manier waarop ook nu nog wel over Joden wordt gesproken in Rusland. De familie Slepak is al beklemmend als je nadenkt over het leed dat andersdenkenden in de Sovjet-Unie uit naam van een ideologie is aangedaan, maar als je je dan ook nog realiseert dat sommige vooroordelen nog steeds voortbestaan roept dat de vraag op of er niet zo maar weer mis kan gaan.
Toch heb ik ook wel wat aanmerkingen op dit boek. De geschiedenis van de familie wordt tamelijk chronologisch verteld, maar Potok springt wel eens heen en weer door de tijd. Doordat ook de achtergrondinformatie daarbij weer opnieuw gegeven wordt, waren er toch wel een paar momenten dat ik me afvroeg of die informatie nu nog eens gegevens moest worden.
Ook staan er in deze uitgave een aantal fouten in Russische termen die gebruikt worden. Zo landen Potok en zijn vrouw op bladzijde 19 op 'de luchthaven Sjeremstjevo'. Daarmee wordt het vliegveld Sjeremetjevo (Sheremetevo) bedoeld.
Op bladzijde 182 worden twee vormen van ondergronds uitgeven van verboden literatuur en non-fictie gegeven: werken die de Sovjet-Unie uit worden gesmokkeld en in het buitenland worden gepubliceerd en binnenlandse 'doe-het-zelf-uitgaven' (door middel van carbonpapier overgetypte literaire werken). De eerste vorm heet tamizdat, de tweede vorm samizdat. In deze vertaling wordt voor beide varianten de term samizdat gebruikt.
Of deze fouten ook in het origineel voorkomen, kan ik niet controleren. Ik vind het jammer, deze voor mij nogal in het oog springende vergissingen. Dat neemt niet weg dat het boek toch zeker interessant is voor mensen die wat meer dan gemiddeld geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Rusland.
Chaim Potok | De hand van de Golem
Chaim Potok op Wikipedia (Engels)
flickr
Oorspronkelijke Engelse titel: The Gates of November, vertaald door Pieter Cramer. 1996 (Verenigde Staten, 1).
De auteur van wereldberoemde boeken als Uitverkoren, Mijn naam is Asjer Lev en Omzwervingen vertelt het waargebeurde verhaal van een dissident gezin in de voormalige Sovjet-Unie.
Tijdens de eeuwwisseling neemt de dertienjarige Solomon Slepak het besluit om zijn geboorteplaats in Wit-Rusland te ontvluchten. Dat heeft een aantal ingrijpende gevolgen voor zijn leven en maakt hem uiteindelijk tot een toegewijd Bolsjewiek. Solomon Slepak wordt ten slotte een legendarische voorvechter van de Oktoberrevolutie in 1917.
In de jaren daarna is Solomon Slepak getuige van de groeiende macht van Stalin. Hoewel het bekend is dat Solomon een joodse oorsprong heeft, blijft hij op mysterieuze wijze gespaard voor de moorddadige zuiveringen in de jaren dertig en veertig. Ondertussen ziet hij met grote trots zijn enige zoon, Volodya, opklimmen naar een belangrijke positie in een elite-laboratorium waar gewerkt wordt aan het luchtafweersysteem van de Sovjet-Unie.
Solomons wereld stort echter ineen als Volodya en diens vrouw plotseling kiezen voor een dissidente politieke opvatting - een keuze waardoor ze zelfs hun eigen leven dreigen te ruïneren.
In De familie Slepak onderzoekt Chaim Potok hoe de omstandigheden loyale burgers kunnen dwingen zich te verzetten tegen hun eigen politieke systeem. Zijn relaas werpt een scherp licht op de wijze waarop de voormalige Sovjet-Unie veranderde van een land vol hoop in een horror-scenario. Potok vertelt over het dagelijkse leven in Moskou rond de tweede wereldoorlog en in het post-Stalinistische tijdperk. Hij laat zien hoe wrang de oorlog was die de Sovjetregering voerde tegen andersdenkenden. Maar vooral stelt De familie Slepak de vraag welke les er uit de mensonterende Sovjetgeschiedenis getrokken kan worden, willen we de normen en waarden van een geciviliseerde Westerse samenleving in stand houden.
Tot nu toe kende ik Potok alleen als schrijver van fictie. Vriendin T., fervent lezer van Potok, raadde mij – vanwege mijn interesse in Rusland – dit non-fictie werk aan. Om er zeker van te zijn dat ik het zou lezen, gaf ze mij haar oude exemplaar, toen ze zelf een mooiere uitgave op de kop had getikt. Bedankt T.!
De familie Slepak beschrijft het lot van de Joodse familie Slepak in de Sovjet-Unie. Solomon Slepak, de vader van het gezin, is een overtuigd communist, die vanuit de Verenigde Staten terugkeert naar Rusland als de revolutie daar heeft plaatsgevonden in 1917, om vervolgens actief deel te nemen aan de Burgeroorlog na de revolutie, aan de zijde van het Rode Leger. Na de Burgeroorlog wacht hem een glansrijke carrière op belangrijke posten in de jonge Sovjet-Unie. Wonderbaarlijk genoeg ontsnapt hij de dans tijdens de Grote Zuivering in de dertiger jaren.
Solomons zoon Volodya werkt zich in de Sovjetmaatschappij, ondanks zijn Joodse achtergrond, op tot een belangrijke post in de militaire industrie. Dat neemt niet weg dat hij steeds meer gaat twijfelen aan de idealen die binnen de Sovjet-Unie gepropageerd worden. Dat leidt ertoe dat hij geleidelijk aan steeds meer betrokken raakt bij dissidente groeperingen, totdat Volodya en zijn gezin tegen de zin van Solomon toestemming vragen om te mogen emigreren naar Israël. Dit verzoek wordt afgewezen, zonder dat wordt uitgelegd waarom. Wat volgt is constante aandacht en pesterijen van de kant van de KGB, tot aan verbanning naar het uiterste oosten van Siberië aan toe.
Potok beschrijft hier personen die hij persoonlijk kent. Hij heeft ze al bezocht toen zij nog in de Sovjet-Unie woonden en ook nadat ze dat land eindelijk mochten verlaten. Potok verweeft de herinneringen van de familie Slepak met zijn eigen herinneringen en plaatst die tegen een achtergrond van de geschiedenis van de Joden in het tsaristische Rusland en de Sovjet-Unie.
Het resultaat is een bijzondere mix van persoonlijke geschiedenis en wereldgeschiedenis. Heel interessant en indrukwekkend om te lezen, omdat Potok toch ook zaken bespreekt waarvan ik mij niet bewust was, die me aan het denken zetten over de manier waarop ook nu nog wel over Joden wordt gesproken in Rusland. De familie Slepak is al beklemmend als je nadenkt over het leed dat andersdenkenden in de Sovjet-Unie uit naam van een ideologie is aangedaan, maar als je je dan ook nog realiseert dat sommige vooroordelen nog steeds voortbestaan roept dat de vraag op of er niet zo maar weer mis kan gaan.
Toch heb ik ook wel wat aanmerkingen op dit boek. De geschiedenis van de familie wordt tamelijk chronologisch verteld, maar Potok springt wel eens heen en weer door de tijd. Doordat ook de achtergrondinformatie daarbij weer opnieuw gegeven wordt, waren er toch wel een paar momenten dat ik me afvroeg of die informatie nu nog eens gegevens moest worden.
Ook staan er in deze uitgave een aantal fouten in Russische termen die gebruikt worden. Zo landen Potok en zijn vrouw op bladzijde 19 op 'de luchthaven Sjeremstjevo'. Daarmee wordt het vliegveld Sjeremetjevo (Sheremetevo) bedoeld.
Op bladzijde 182 worden twee vormen van ondergronds uitgeven van verboden literatuur en non-fictie gegeven: werken die de Sovjet-Unie uit worden gesmokkeld en in het buitenland worden gepubliceerd en binnenlandse 'doe-het-zelf-uitgaven' (door middel van carbonpapier overgetypte literaire werken). De eerste vorm heet tamizdat, de tweede vorm samizdat. In deze vertaling wordt voor beide varianten de term samizdat gebruikt.
Of deze fouten ook in het origineel voorkomen, kan ik niet controleren. Ik vind het jammer, deze voor mij nogal in het oog springende vergissingen. Dat neemt niet weg dat het boek toch zeker interessant is voor mensen die wat meer dan gemiddeld geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Rusland.
Chaim Potok | De hand van de Golem
Chaim Potok op Wikipedia (Engels)
flickr
zondag 21 november 2010
János Székely | De arme Svoboda
János Székely - De arme Svoboda. Amsterdam, Anthos, 2009, 142 pagina's.
Oorspronkelijke Engelse titel: You Can't Do That To Svoboda, vertaald door Otto Biersma en Paul Bruijn. 2006 (Verenigde Staten, 1)
Verteld als een sprookje is De arme Svoboda de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in een notendop. Székely steekt de draak met de autoriteiten en de bureaucratie. Hij hanteert, net als Joseph Roth, een kritische ondertoon en laat zien waartoe misbruik van macht en verregaande bureaucratie leidt.
Wat een bijzonder knap werkje is dit! In 142 pagina’s beschrijft Székely het lot van de zwakbegaafde Svoboda (het Tsjechische woord voor 'vrijheid'). Hij werkt als kruier op het stationnetje van een slaperig stadje in Tsjechië. Als Nazi-Duitsland Tsjechië in 1939 bezet, ontkomt ook dit plaatsje niet aan woelige tijden: er trekt een eenheid van de SA binnen, die het dorp schaamteloos plundert, terwijl zij eigenlijk naar het dorpje worden gestuurd om de spoorlijn, waarover Hitler per trein naar Praag zal reizen, te bewaken.
Die plundering roept weerstand op bij een deel van de bevolking van het dorpje. Zij tekenen bezwaar aan, waarop er een andere SA'er naar het dorpje wordt gestuurd om poolshoogte te nemen. Er moet een reden worden gevonden waarom de huizen in het dorp doorzocht zijn: de vondst van explosieven onder een spoorbrug. Daar hoort natuurlijk ook een zondebok bij: eerst een gepensioneerde kolonel en vervolgens de arme Svoboda. Hoe het verhaal zich verder ontwikkelt, zal ik hier niet navertellen, dat moet iedereen vooral zelf lezen.
De arme Svoboda is echt de moeite van het lezen waard. Székely beschrijft de gebeurtenissen met humor, maar het is wel wrange humor. Naar mate het verhaal vordert, zie je dat praktisch iedereen eropuit is om zijn eigen hachje te redden. Dat gedrag beschrijft Székely vlijmscherp. Ik heb hardop gelachen, ondanks het treurigmakende uitgangspunt van deze novelle, dat maar weinigen bereid zijn om de rug recht te houden in moeilijke tijden.
De arme Svoboda deed me denken aan een Russisch boek dat ik eerder dit jaar las: Танкист, или «Белый тигр» (Tankist, ili “Bely tigr”) van Ilya Boyashov. Qua vorm lijken de novelles op elkaar: in beide gevallen gaat het om verhalen die als sprookjes of parabels worden verteld. Beide verhalen zijn gesitueerd in de Tweede Wereldoorlog. De hoofdpersonen lijken op elkaar: zij staan buiten de gewone samenleving en zijn eigenlijk allebei dwazen, die volharden in wat zij zich voornemen, die doen denken aan Don Quichot.
Het enige verschil is, dat Boyashov zijn werk ver na het einde van de Tweede Wereldoorlog, in 2008, schreef en Székely nog tijdens die oorlog, in 1943. Eigenlijk is De arme Svoboda Székely’s papieren vorm van verzet tegen de Duitse bezetter. Lees deze novelle!
flickr
Oorspronkelijke Engelse titel: You Can't Do That To Svoboda, vertaald door Otto Biersma en Paul Bruijn. 2006 (Verenigde Staten, 1)
Verteld als een sprookje is De arme Svoboda de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in een notendop. Székely steekt de draak met de autoriteiten en de bureaucratie. Hij hanteert, net als Joseph Roth, een kritische ondertoon en laat zien waartoe misbruik van macht en verregaande bureaucratie leidt.
Wat een bijzonder knap werkje is dit! In 142 pagina’s beschrijft Székely het lot van de zwakbegaafde Svoboda (het Tsjechische woord voor 'vrijheid'). Hij werkt als kruier op het stationnetje van een slaperig stadje in Tsjechië. Als Nazi-Duitsland Tsjechië in 1939 bezet, ontkomt ook dit plaatsje niet aan woelige tijden: er trekt een eenheid van de SA binnen, die het dorp schaamteloos plundert, terwijl zij eigenlijk naar het dorpje worden gestuurd om de spoorlijn, waarover Hitler per trein naar Praag zal reizen, te bewaken.
Die plundering roept weerstand op bij een deel van de bevolking van het dorpje. Zij tekenen bezwaar aan, waarop er een andere SA'er naar het dorpje wordt gestuurd om poolshoogte te nemen. Er moet een reden worden gevonden waarom de huizen in het dorp doorzocht zijn: de vondst van explosieven onder een spoorbrug. Daar hoort natuurlijk ook een zondebok bij: eerst een gepensioneerde kolonel en vervolgens de arme Svoboda. Hoe het verhaal zich verder ontwikkelt, zal ik hier niet navertellen, dat moet iedereen vooral zelf lezen.
De arme Svoboda is echt de moeite van het lezen waard. Székely beschrijft de gebeurtenissen met humor, maar het is wel wrange humor. Naar mate het verhaal vordert, zie je dat praktisch iedereen eropuit is om zijn eigen hachje te redden. Dat gedrag beschrijft Székely vlijmscherp. Ik heb hardop gelachen, ondanks het treurigmakende uitgangspunt van deze novelle, dat maar weinigen bereid zijn om de rug recht te houden in moeilijke tijden.
De arme Svoboda deed me denken aan een Russisch boek dat ik eerder dit jaar las: Танкист, или «Белый тигр» (Tankist, ili “Bely tigr”) van Ilya Boyashov. Qua vorm lijken de novelles op elkaar: in beide gevallen gaat het om verhalen die als sprookjes of parabels worden verteld. Beide verhalen zijn gesitueerd in de Tweede Wereldoorlog. De hoofdpersonen lijken op elkaar: zij staan buiten de gewone samenleving en zijn eigenlijk allebei dwazen, die volharden in wat zij zich voornemen, die doen denken aan Don Quichot.
Het enige verschil is, dat Boyashov zijn werk ver na het einde van de Tweede Wereldoorlog, in 2008, schreef en Székely nog tijdens die oorlog, in 1943. Eigenlijk is De arme Svoboda Székely’s papieren vorm van verzet tegen de Duitse bezetter. Lees deze novelle!
flickr
Labels:
20-11-2010,
21-11-2010,
De arme Svoboda,
fictie,
Hongarije,
János Székely,
Nederlands,
roman,
Verenigde Staten
zaterdag 20 november 2010
Marek Krajewski | De kalendermoordenaar
Marek Krajewski - De kalendermoordenaar. Amsterdam, Van Gennep, 2009, 314 pagina's.
Oorspronkelijke Poolse titel Koniec świata w Breslau, vertaald door Greet Pauwelijn en Rita Martynowski-Depestel. 2003 (Polen, 1).
Het Breslau van de jaren twintig wordt opgeschrikt door een aantal macabere moorden: een ingemetselde muzikant, een gevierendeelde metaalbewerker, een doodgebloed raadslid dat op zijn kop aan een kroonluchter hangt. De slachtoffers hebben ogenschijnlijk niets met elkaar te maken, maar de moordenaar laat bij elk slachtoffer een kalenderblaadje achter.
Inspecteur Eberhard Mock stort zich in een zoektocht naar de moordenaar en raakt zo gefixeerd op zijn speurwerk dat hij zijn verleidelijke jonge echtgenote aan haar lot overlaat. Haar aristocratische vriendin Elisabeth brengt haar in slecht gezelschap: ze komt in contact met een mysterieuze sekte en geeft zich over aan erotische uitspattingen. Wanneer Mock hier lucht van krijgt, moet hij behalve naar de kalendermoordenaar ook op zoek naar de schimmige kringen waarin zijn vrouw verzeild is geraakt.
De kalendermoordenaar is een psychologische thriller vol suspense en een portret van het fascinerende Breslau van de jaren twintig: een bruisende Europese metropool met een even bedrijvige onderwereld vol drank, 'sneeuw', seks en geweld.
Dit tweede deel uit de reeks van tot nu toe vijf boeken over Eberhard Mock is voor mij de eerste kennismaking met deze inspecteur, een creatie van de Poolse classicus Marek Krajewski. De romans spelen in de Duitse stad Breslau, dat nu als Wrocław op Pools grondgebied ligt. De romans zijn gesitueerd in de twintiger jaren van de vorige eeuw. De stad wordt bevolkt door Duitsers, Polen, Joden en Russen.
Wat als eerste opvalt in deze roman is het enorme oog voor detail waarmee Krajewski Breslau en het leven in de twintiger jaren beschrijft. Ik pretendeer niet dat ik alles weet van die tijd noch dat ik met zekerheid kan beoordelen of Krajewski alles waarheidsgetrouw beschrijft, maar die indruk wekt de schrijver toch wel. Alhoewel iemand die het boek voor mij leende daaraan twijfelde, getuige de opmerking bij het woord Blitzkrieg, dat in een vergelijking werd gebruikt. Die lezer vroeg zich af of dat woord al wel bekend was in 1927. Uit de tekst over dit onderwerp op Wikipedia blijkt dat die term ook in de twintiger jaren al gebruikt kon worden.
Mock voldoet aan de clichés die bij het detectivegenre horen. Hij gaat niet graag naar zijn baas om verslag van zijn vorderingen uit te brengen, hij worstelt nogal eens met onwillige ondergeschikten, drinkt veel meer dan goed voor hem is en zijn huwelijk – Mock is getrouwd met een twintig jaar jongere vrouw – is bijzonder slecht. Zo slecht, dat het uitdraait op mishandeling en verkrachting. Mocks vrouw verlaat daarop dan ook haar man, en de stad, om zich elders in Duitsland compleet onder te dompelen in een wereld van drugs en orgiën.
Mock gaat echter verder dan de gemiddelde detective. Hij doet in dit boek een zelfmoordpoging - dat ben ik nog niet eerder tegengekomen. In zijn werk schrikt Mock er niet voor terug om arrestanten te intimideren, een tik te verkopen of met erger te dreigen. Ook speelt hij voor eigen rechter als hem dat zo uitkomt.
Op zich bevat De kalendermoordenaar een interessant plot, dat ook wel zo geschreven is dat ik door wilde lezen om te zien hoe het zou aflopen. Dat was echter niet makkelijk, omdat Mock naar mate het boek vorderde mij steeds onsympathieker voorkwam. De verhaallijn over de escapades van Mocks vrouw vond ik niet bijster boeiend, eerder storend.
De aantekeningen van een ander lid van de bibliotheek maakten het er niet makkelijker op om het tweede gedeelte door te komen. Het boek is vertaald door twee vertalers. Het Nederlands in het eerste gedeelte van de roman las prettig. In het tweede gedeelte was het Nederlands veel stroever, door een onlogische woordvolgorde, doordat op verschillende plaatsen het woord 'er' gebruikt werd in zinnen waar je dat woord beter niet kunt gebruiken, of doordat iemand een 'gesnorde bakker' is of een 'gebaard' gezicht had. Jammer dat deze misser er bij het redigeren niet uit zijn gehaald.
Het viel me op, dat de aantekeningen op een gegeven moment ophielden, terwijl de wringende passages doorgingen. Heeft mijn voorganger het boek niet uitgelezen, of had hij of zij genoeg van het krassen in een boek dat van hem of haar was?
Ik heb het boek in ieder geval wel uitgelezen, maar met moeite. Voorlopig blijft het wat mij betreft bij deze eerste kennismaking met Mock.
Marek Krajewski (Pools)
Marek Krajewski op Wikipedia (Engels)
flickr
Oorspronkelijke Poolse titel Koniec świata w Breslau, vertaald door Greet Pauwelijn en Rita Martynowski-Depestel. 2003 (Polen, 1).
Het Breslau van de jaren twintig wordt opgeschrikt door een aantal macabere moorden: een ingemetselde muzikant, een gevierendeelde metaalbewerker, een doodgebloed raadslid dat op zijn kop aan een kroonluchter hangt. De slachtoffers hebben ogenschijnlijk niets met elkaar te maken, maar de moordenaar laat bij elk slachtoffer een kalenderblaadje achter.
Inspecteur Eberhard Mock stort zich in een zoektocht naar de moordenaar en raakt zo gefixeerd op zijn speurwerk dat hij zijn verleidelijke jonge echtgenote aan haar lot overlaat. Haar aristocratische vriendin Elisabeth brengt haar in slecht gezelschap: ze komt in contact met een mysterieuze sekte en geeft zich over aan erotische uitspattingen. Wanneer Mock hier lucht van krijgt, moet hij behalve naar de kalendermoordenaar ook op zoek naar de schimmige kringen waarin zijn vrouw verzeild is geraakt.
De kalendermoordenaar is een psychologische thriller vol suspense en een portret van het fascinerende Breslau van de jaren twintig: een bruisende Europese metropool met een even bedrijvige onderwereld vol drank, 'sneeuw', seks en geweld.
Dit tweede deel uit de reeks van tot nu toe vijf boeken over Eberhard Mock is voor mij de eerste kennismaking met deze inspecteur, een creatie van de Poolse classicus Marek Krajewski. De romans spelen in de Duitse stad Breslau, dat nu als Wrocław op Pools grondgebied ligt. De romans zijn gesitueerd in de twintiger jaren van de vorige eeuw. De stad wordt bevolkt door Duitsers, Polen, Joden en Russen.
Wat als eerste opvalt in deze roman is het enorme oog voor detail waarmee Krajewski Breslau en het leven in de twintiger jaren beschrijft. Ik pretendeer niet dat ik alles weet van die tijd noch dat ik met zekerheid kan beoordelen of Krajewski alles waarheidsgetrouw beschrijft, maar die indruk wekt de schrijver toch wel. Alhoewel iemand die het boek voor mij leende daaraan twijfelde, getuige de opmerking bij het woord Blitzkrieg, dat in een vergelijking werd gebruikt. Die lezer vroeg zich af of dat woord al wel bekend was in 1927. Uit de tekst over dit onderwerp op Wikipedia blijkt dat die term ook in de twintiger jaren al gebruikt kon worden.
Mock voldoet aan de clichés die bij het detectivegenre horen. Hij gaat niet graag naar zijn baas om verslag van zijn vorderingen uit te brengen, hij worstelt nogal eens met onwillige ondergeschikten, drinkt veel meer dan goed voor hem is en zijn huwelijk – Mock is getrouwd met een twintig jaar jongere vrouw – is bijzonder slecht. Zo slecht, dat het uitdraait op mishandeling en verkrachting. Mocks vrouw verlaat daarop dan ook haar man, en de stad, om zich elders in Duitsland compleet onder te dompelen in een wereld van drugs en orgiën.
Mock gaat echter verder dan de gemiddelde detective. Hij doet in dit boek een zelfmoordpoging - dat ben ik nog niet eerder tegengekomen. In zijn werk schrikt Mock er niet voor terug om arrestanten te intimideren, een tik te verkopen of met erger te dreigen. Ook speelt hij voor eigen rechter als hem dat zo uitkomt.
Op zich bevat De kalendermoordenaar een interessant plot, dat ook wel zo geschreven is dat ik door wilde lezen om te zien hoe het zou aflopen. Dat was echter niet makkelijk, omdat Mock naar mate het boek vorderde mij steeds onsympathieker voorkwam. De verhaallijn over de escapades van Mocks vrouw vond ik niet bijster boeiend, eerder storend.
De aantekeningen van een ander lid van de bibliotheek maakten het er niet makkelijker op om het tweede gedeelte door te komen. Het boek is vertaald door twee vertalers. Het Nederlands in het eerste gedeelte van de roman las prettig. In het tweede gedeelte was het Nederlands veel stroever, door een onlogische woordvolgorde, doordat op verschillende plaatsen het woord 'er' gebruikt werd in zinnen waar je dat woord beter niet kunt gebruiken, of doordat iemand een 'gesnorde bakker' is of een 'gebaard' gezicht had. Jammer dat deze misser er bij het redigeren niet uit zijn gehaald.
Het viel me op, dat de aantekeningen op een gegeven moment ophielden, terwijl de wringende passages doorgingen. Heeft mijn voorganger het boek niet uitgelezen, of had hij of zij genoeg van het krassen in een boek dat van hem of haar was?
Ik heb het boek in ieder geval wel uitgelezen, maar met moeite. Voorlopig blijft het wat mij betreft bij deze eerste kennismaking met Mock.
Marek Krajewski (Pools)
Marek Krajewski op Wikipedia (Engels)
flickr
maandag 15 november 2010
Kees van Beijnum | Een soort familie
Kees van Beijnum - Een soort familie. Amsterdam, De Bezige Bij, 2010, 437 pagina's.
Eind jaren tachtig, een klein dorp aan de Waddenzee. Het leven van de ouders van Teun staat in het teken van de grote idealen. Het gezin offert er alles voor op. Maar wat betekent dat voor Teun en zijn oudere broer? Ieder op geheel eigen wijze proberen de jongens, regelmatig doelwit van pesterijen, op school en op straat te overleven. Als de broer zijn ouders en hun idealen radicaal de rug toekeert, raakt het gezin ontwricht. Een soort familie is een vernuftig, aangrijpend verhaal over loyaliteit en liefde.
In Een soort familie beschrijft Van Beijnum een gezin dat aan het einde van de jaren 1980 tot over de oren in de vredesbeweging zit. 's Zaterdags komen ze met andere leden van de beweging samen, en gaan zij de langs de deuren om handtekeningen voor de vrede te verzamelen. Zij leven in hun eigen wereld, en vooral de kinderen van het gezin, twee zoons, merken wat het betekent om zo anders op te groeien dan de andere kinderen uit hun dorp en klas.
Naar mate het boek vordert, begint de oudste zoon, Hans, steeds meer aan de idealen te twijfelen. Hij wil 'gewoon' zijn en hetzelfde doen als zijn leeftijdsgenoten: naar een feestje gaan, een sigaretje roken, met een meisje uitgaan. Dat dit allemaal niet mag, zorgt voor talloze conflicten tussen de ouders en de oudste zoon. De jongste zoon, Teun, wordt door beiden gebruikt in de onderlinge strijd. En dat het niet goed afloopt, is al vanaf het begin van het boek bekend. Het is alleen nog de vraag wanneer het nu precies zal gebeuren, en hoe.
Dat we dit al vanaf het begin weten, komt doordat Van Beijnum een tweede verhaallijn in dit verhaal heeft verweven: de jongste zoon, Teun, is inmiddels volwassen en heeft een baan als vertegenwoordiger in kopieermachines. Hij is net gescheiden, zijn zoontje woont bij zijn ex-vrouw en Teun is op alle mogelijke manieren zoekende naar een betere invulling van zijn bestaan. Daarbij komt ook de dood van zijn broer Hans aan de orde. In deze verhaallijn gaat Teun terug naar Wieringen, eerst om zijn zoon te laten zien waar hij is opgegroeid, maar later ook om de confrontatie met zijn herinneringen aan zijn jeugd en de dood van zijn broer aan te gaan.
Op sommige punten deed het boek me denken aan Treurs Dorsvloer vol confetti en Adichies Purple Hibiscus. Daarin is ook sprake van ouders die strenge regels opleggen aan hun kinderen. Zij doen dat weliswaar redenerend vanuit hun christelijke geloof, maar de manier waarop de ouders in Een soort familie hun overtuigingen uitdragen, deze als vanzelfsprekend zien en als enige juiste levenshouding opleggen aan hun kinderen kan daar zeker mee vergeleken worden. Het langzaam groeiende besef bij de kinderen dat de situatie thuis juist verre van vanzelfsprekend is, komt eveneens overeen.
Toch vond ik beide genoemde boeken uiteindelijk wel indrukwekkender dan Een soort familie. Een deel van mijn probleem met deze roman is dat ik toen ik eenmaal over de helft van het boek was steeds sterker begon te verlangen naar een ontknoping, terwijl die steeds maar werd uitgesteld en er steeds maar kleine verhaallijnen en zijdelingse opmerkingen bij kwamen, die voor mijn gevoel weinig tot niets toevoegden, omdat ze niet uitgewerkt werden. Zo wordt er verteld dat de vader van het gezin onder de plak zit bij de moeder van het gezin, terwijl er in een paar bijzinnen wordt gesuggereerd dat hij een meer dan gewone belangstelling voor een andere vrouw heeft. Daar komt Van Beijnum niet op terug, dus wat voegt het toe?
Al met al vind ik het een aardig bedacht verhaal, zeker niet vervelend om te lezen, maar toch niet helemaal dat wat ik er van verwacht had.
Kees van Beijnum | Over het IJ
Kees van Beijnum
flickr
Eind jaren tachtig, een klein dorp aan de Waddenzee. Het leven van de ouders van Teun staat in het teken van de grote idealen. Het gezin offert er alles voor op. Maar wat betekent dat voor Teun en zijn oudere broer? Ieder op geheel eigen wijze proberen de jongens, regelmatig doelwit van pesterijen, op school en op straat te overleven. Als de broer zijn ouders en hun idealen radicaal de rug toekeert, raakt het gezin ontwricht. Een soort familie is een vernuftig, aangrijpend verhaal over loyaliteit en liefde.
In Een soort familie beschrijft Van Beijnum een gezin dat aan het einde van de jaren 1980 tot over de oren in de vredesbeweging zit. 's Zaterdags komen ze met andere leden van de beweging samen, en gaan zij de langs de deuren om handtekeningen voor de vrede te verzamelen. Zij leven in hun eigen wereld, en vooral de kinderen van het gezin, twee zoons, merken wat het betekent om zo anders op te groeien dan de andere kinderen uit hun dorp en klas.
Naar mate het boek vordert, begint de oudste zoon, Hans, steeds meer aan de idealen te twijfelen. Hij wil 'gewoon' zijn en hetzelfde doen als zijn leeftijdsgenoten: naar een feestje gaan, een sigaretje roken, met een meisje uitgaan. Dat dit allemaal niet mag, zorgt voor talloze conflicten tussen de ouders en de oudste zoon. De jongste zoon, Teun, wordt door beiden gebruikt in de onderlinge strijd. En dat het niet goed afloopt, is al vanaf het begin van het boek bekend. Het is alleen nog de vraag wanneer het nu precies zal gebeuren, en hoe.
Dat we dit al vanaf het begin weten, komt doordat Van Beijnum een tweede verhaallijn in dit verhaal heeft verweven: de jongste zoon, Teun, is inmiddels volwassen en heeft een baan als vertegenwoordiger in kopieermachines. Hij is net gescheiden, zijn zoontje woont bij zijn ex-vrouw en Teun is op alle mogelijke manieren zoekende naar een betere invulling van zijn bestaan. Daarbij komt ook de dood van zijn broer Hans aan de orde. In deze verhaallijn gaat Teun terug naar Wieringen, eerst om zijn zoon te laten zien waar hij is opgegroeid, maar later ook om de confrontatie met zijn herinneringen aan zijn jeugd en de dood van zijn broer aan te gaan.
Op sommige punten deed het boek me denken aan Treurs Dorsvloer vol confetti en Adichies Purple Hibiscus. Daarin is ook sprake van ouders die strenge regels opleggen aan hun kinderen. Zij doen dat weliswaar redenerend vanuit hun christelijke geloof, maar de manier waarop de ouders in Een soort familie hun overtuigingen uitdragen, deze als vanzelfsprekend zien en als enige juiste levenshouding opleggen aan hun kinderen kan daar zeker mee vergeleken worden. Het langzaam groeiende besef bij de kinderen dat de situatie thuis juist verre van vanzelfsprekend is, komt eveneens overeen.
Toch vond ik beide genoemde boeken uiteindelijk wel indrukwekkender dan Een soort familie. Een deel van mijn probleem met deze roman is dat ik toen ik eenmaal over de helft van het boek was steeds sterker begon te verlangen naar een ontknoping, terwijl die steeds maar werd uitgesteld en er steeds maar kleine verhaallijnen en zijdelingse opmerkingen bij kwamen, die voor mijn gevoel weinig tot niets toevoegden, omdat ze niet uitgewerkt werden. Zo wordt er verteld dat de vader van het gezin onder de plak zit bij de moeder van het gezin, terwijl er in een paar bijzinnen wordt gesuggereerd dat hij een meer dan gewone belangstelling voor een andere vrouw heeft. Daar komt Van Beijnum niet op terug, dus wat voegt het toe?
Al met al vind ik het een aardig bedacht verhaal, zeker niet vervelend om te lezen, maar toch niet helemaal dat wat ik er van verwacht had.
Kees van Beijnum | Over het IJ
Kees van Beijnum
flickr
Labels:
03-11-2010,
15-11-2010,
Een soort familie,
fictie,
Kees van Beijnum,
Nederland,
Nederlands,
roman
woensdag 3 november 2010
Adriaan van Dis | Tikkop
Adriaan van Dis - Tikkop. Amsterdam, Augustus, 2010, 221 pagina's.
TIKKOP is een roman over verraad, maar ook over vriendschap en liefde voor een taal en een land. Het vertelt de geschiedenis van twee blanke mannen – de Nederlander Mulder en de Zuid-Afrikaan Donald - die als student betrokken raakten bij het internationale verzet tegen de Apartheid. Na veertig jaar halen ze de banden weer aan en verkennen hun gevoelens van weleer: er is een liefde gedeeld, er zijn vrienden verraden, idealen verloochend. De werkelijkheid van het nieuwe Zuid-Afrika lijkt anders dan de droom van toen.
De in Parijs wonende Mulder vestigt zich een tijd in de Kaap, waar Donald zijn strijd voortzet in een verstikkend vissersdorp. De lokale bevolking voelt zich aan alle kanten verraden: hun visrechten zijn verkwanseld door corrupte leiders, er is geen werk en hun kinderen vluchten in de tik - een goedkope drug.
De twee mannen ontfermen zich over een talentvolle verslaafde die zij een nieuwe toekomst willen bieden - die jongen moet alles goedmaken...
Groot was mijn verbazing toen dit splinternieuwe boek zomaar als Sprinter op de plank stond in onze openbare buurtbibliotheek. Nu ik een abonnement heb waarbij Sprinters gratis mee naar huis mogen, stond mij niets in de weg om nu al te genieten van de opvolger van De wandelaar.
Ik verwachtte veel van Tikkop, na het zien van de afleveringen van Van Dis’ documentairereeks Van Dis in Afrika. Net als in de documentairereeks beschrijft Van Dis in Tikkop het huidige Zuid-Afrika, een land dat verlost is van apartheid, maar dat tegelijkertijd meer verdeeld is dan ooit.
Hoe kansloos je als zwarte burger nog steeds kan zijn, toont Van Dis aan de hand van het lot van de zwarte vissers in het dorpje waar zijn oude strijdmakker Donald, een rijk man, hoog boven het zwarte dorp verheven woont. In het bijzonder gaat het om het lot van de verslaafde Hendrik. De beide mannen willen deze jongen helpen met afkicken en kibbelen over wie zijn scholing mag financieren. Die drang komt voort uit het ontbreken van een antwoord op de vraag of hun strijd tegen de apartheid zin heeft gehad.
De goede bedoelingen van Mulder en Donald verschillen eigenlijk niet van de bedoelingen waarmee Mulder, de hoofdpersoon van De Wandelaar, zich in Parijs bekommert om het lot van illegalen in zijn buurt. Toch is voor mij het verschil met die vorige roman groot. De wandelaar las zo, dat je - vind ik - niet anders kon dan sympathie voelen voor Mulder. De wandelaar zette me tot denken aan over een maatschappelijk probleem, en boeide tegelijkertijd ook als fictieve roman.
Tikkop zette me op zich wel aan tot nadenken. Toch merkte ik, dat ik eigenlijk voor geen van de drie hoofdpersonen sympathie voelde. Waarom dat nu zo is, dat kan ik niet goed aangeven, hoe hard ik daar ook over nadenk. Het probleem is, wellicht, dat de fictieve poot van deze roman mij te weinig kon boeien, waardoor Tikkop vooral doet verlangen naar de beelden die in Van Dis in Afrika zo goed werkten in combinatie met Van Dis’ stem en persoon.
Adriaan van Dis | Stadsliefde
Adriaan van Dis | De wandelaar
Adriaan van Dis | De reisromans
Adriaan van Dis op Wikipedia
flickr
TIKKOP is een roman over verraad, maar ook over vriendschap en liefde voor een taal en een land. Het vertelt de geschiedenis van twee blanke mannen – de Nederlander Mulder en de Zuid-Afrikaan Donald - die als student betrokken raakten bij het internationale verzet tegen de Apartheid. Na veertig jaar halen ze de banden weer aan en verkennen hun gevoelens van weleer: er is een liefde gedeeld, er zijn vrienden verraden, idealen verloochend. De werkelijkheid van het nieuwe Zuid-Afrika lijkt anders dan de droom van toen.
De in Parijs wonende Mulder vestigt zich een tijd in de Kaap, waar Donald zijn strijd voortzet in een verstikkend vissersdorp. De lokale bevolking voelt zich aan alle kanten verraden: hun visrechten zijn verkwanseld door corrupte leiders, er is geen werk en hun kinderen vluchten in de tik - een goedkope drug.
De twee mannen ontfermen zich over een talentvolle verslaafde die zij een nieuwe toekomst willen bieden - die jongen moet alles goedmaken...
Groot was mijn verbazing toen dit splinternieuwe boek zomaar als Sprinter op de plank stond in onze openbare buurtbibliotheek. Nu ik een abonnement heb waarbij Sprinters gratis mee naar huis mogen, stond mij niets in de weg om nu al te genieten van de opvolger van De wandelaar.
Ik verwachtte veel van Tikkop, na het zien van de afleveringen van Van Dis’ documentairereeks Van Dis in Afrika. Net als in de documentairereeks beschrijft Van Dis in Tikkop het huidige Zuid-Afrika, een land dat verlost is van apartheid, maar dat tegelijkertijd meer verdeeld is dan ooit.
Hoe kansloos je als zwarte burger nog steeds kan zijn, toont Van Dis aan de hand van het lot van de zwarte vissers in het dorpje waar zijn oude strijdmakker Donald, een rijk man, hoog boven het zwarte dorp verheven woont. In het bijzonder gaat het om het lot van de verslaafde Hendrik. De beide mannen willen deze jongen helpen met afkicken en kibbelen over wie zijn scholing mag financieren. Die drang komt voort uit het ontbreken van een antwoord op de vraag of hun strijd tegen de apartheid zin heeft gehad.
De goede bedoelingen van Mulder en Donald verschillen eigenlijk niet van de bedoelingen waarmee Mulder, de hoofdpersoon van De Wandelaar, zich in Parijs bekommert om het lot van illegalen in zijn buurt. Toch is voor mij het verschil met die vorige roman groot. De wandelaar las zo, dat je - vind ik - niet anders kon dan sympathie voelen voor Mulder. De wandelaar zette me tot denken aan over een maatschappelijk probleem, en boeide tegelijkertijd ook als fictieve roman.
Tikkop zette me op zich wel aan tot nadenken. Toch merkte ik, dat ik eigenlijk voor geen van de drie hoofdpersonen sympathie voelde. Waarom dat nu zo is, dat kan ik niet goed aangeven, hoe hard ik daar ook over nadenk. Het probleem is, wellicht, dat de fictieve poot van deze roman mij te weinig kon boeien, waardoor Tikkop vooral doet verlangen naar de beelden die in Van Dis in Afrika zo goed werkten in combinatie met Van Dis’ stem en persoon.
Adriaan van Dis | Stadsliefde
Adriaan van Dis | De wandelaar
Adriaan van Dis | De reisromans
Adriaan van Dis op Wikipedia
flickr
Labels:
03-11-2010,
31-10-2010,
Adriaan van Dis,
fictie,
Nederland,
Nederlands,
roman,
Tikkop
Abonneren op:
Posts (Atom)